“ Waarom zeg ik toch weer iets wat ik eigenlijk niet waar kan maken?”
Ik legde de kinderen op bed. Het was avond, en deze keer was het Lyad’s beurt voor een beetje extra aandacht. We hebben het verdeeld: vier avonden per week, zodat ze allebei evenveel tijd met me krijgen. Nadin stopte ik vanavond alleen in, want ik wil dat ze allebei voelen dat ik er echt voor ze ben.
Lyad was doodop, maar natuurlijk kwam toch dat protest. “Ik wil niet slapen, mama,” zei hij met die dromerige ogen die ik zo goed ken. Ik legde hem uit dat het echt bedtijd was, maar hij keek me aan, die ogen nu iets minder dromerig en net iets hoopvoller. “Blijf je heel de avond, mama?”
“Ja,” zei ik, zonder erbij na te denken. “Heel de avond blijf ik bij je.” Maar ergens wist ik al dat het niet klopte. Niet omdat ik niet wílde – wat zou ik er niet voor geven om gewoon de hele avond naast hem te blijven liggen – maar ik weet wat dat de volgende dag met me doet. Een nacht op dat krappe bedje met z’n tweeën is gewoon funest voor mijn lijf. De pijn die daarop volgt, alsof ik door beton heen moet bewegen de volgende ochtend, het stramme opstaan… alles lijkt dan tegen te werken.
Waarom zeg ik toch weer iets wat ik eigenlijk niet waar kan maken? Lyad merkte het niet. Hij viel snel in slaap, zoals altijd, en twintig minuten later kroop ik heel zachtjes uit zijn bed. Toen ik beneden kwam, dacht ik dat een beetje tv misschien zou helpen om mijn gedachten wat te verzetten. Maar terwijl ik daar zat, voelde ik de pijn in mijn rechterheup al opkomen. Ik weet dat ik de eerste ben die morgen opstaat, en toch… toch voelde ik weer die dubbele last. Het moederschap met die extra laag van HEDS erbij maakt alles net even moeilijker. Het doet soms pijn, maar niet alleen in m’n lichaam – het steekt ook ergens veel dieper.
Na een tijdje werd de pijn alleen maar erger, en ik besloot naar bed te gaan. Misschien zou wat rust helpen, dacht ik. Maar ik lag net, en toen kwam m’n man naast me liggen. En op dat moment… ging het mis. De zenuwpijn trok álle aandacht naar zich toe. Op zulke momenten zou ik het liefst gewoon m’n been eruit willen trekken, hoe gek dat ook klinkt, gewoon om aan de pijn te ontsnappen. M’n lichaam verzet zich, maar het helpt niets. En alsof dat nog niet genoeg was, schoot m’n schouder ook nog uit de kom. Alles deed pijn. Ik wilde alleen maar huilen, maar zelfs dat ging niet. Boos werd ik, woest zelfs, van die pijn en van het feit dat dit me altijd weer overneemt.
Ik nam mijn medicatie en kroop terug in bed, hopend, bijna smekend, dat de pijn zou wegtrekken. Maar slapen? Dat lukte niet. De pijn zat in elke beweging, elke ademhaling. Ik draaide me nog eens om, weer die stekende pijn in mijn heup, mijn schouder die al uit de kom was geschoten, en de zenuwpijn die zich in mijn heup vastbeet.
Het was uiteindelijk drie uur ’s nachts toen ik eindelijk wegzakte. Maar dat gevoel van opluchting was kort – ik wist dat de wekker om zes uur weer zou afgaan. Drie uren om een beetje uit te rusten. Mijn lichaam was uitgeput, ik voelde me uitgeput. En toch, ongeacht hoe gebroken ik me ook voelde, morgen zou gewoon weer beginnen.
